donderdag
dinsdag
Korleon en Nel - speciaal voor Karolien en Piet
VERKOCHT
En ze
leefden nog lang en gelukkig!
Korleon en
Nel. 15 jaar lang duurde dat sprookje al. En vanaf vandaag zou dat dus nog lang
en gelukkig verder duren. Dagen…weken…maanden waren ze in de weer geweest om
van deze dag dé dag van hun leven te maken. Geen van beiden had stil gezeten en
geen van beiden had ook maar één detail over het hoofd gezien. Nel zorgde voor something old, Korleon droeg someting blue, Nel had dan weer something borrowed en - vervelend maar
wel waar - Korleon had een silver sixpence
in his shoe.
Ook voor de
rest van de dag was alles geregeld zoals het moest. Precies zoals ze het altijd
gepland hadden. Iedereen die ze erbij wilden, waren uitgenodigd. Voor de
receptie waren er notedopjes gevuld met de meest verfijnde hapjes, verzorgd
door Bolle Bertus, de beste cateraar van het bos en omstreken. Eikenootjestaart
en witte servietten voor het avondfeest en Nel koos de meest romantische
openingsdans.
De hele weg
van hun nest naar de holle boom hadden ze afgelegd met het rattenspan van Rinus
Rat en zijn vrienden. Precies zoals ze het altijd al voor ogen hadden. Hun
getuigen waren present en burgemeester Heldorp stond paraat. Hun kinderen gedroegen
zich als echte bruidsjongens, perfect afgeborsteld.
En daar
stonden ze dan…te wachten. Op elkaars ja-woord. Nel staarde nerveus naar de
ingang. Als er niet snel een paar gasten kwamen opdagen zou die holle boom wel
héél hol klinken…Korleon wroette met zijn voet de cent een beetje meer onder
zijn pootje vandaan. Wat zat dat toch lastig! De eerste gast kwam binnen; Boris
de bever. Gevolgd door Zelma de zwaan en Hugo haan. Nog maar pas hadden ze
Korleon en Nel begroet of de halve dierenwereld meldde zich aan. Ook weer
precies zoals Nel en Korleon het in gedachte hadden.
En nu
iedereen er was kuchtte de burgemeester. Het was zover. De burgemeester begroette
het koppel en iedereen die aanwezig was en sprak over trouw, over goede en
kwade dagen, over rechten en plichten, zowel voor man als voor vrouw. Hij
vertelde Korleon en Nel hoe verheugd hij was dat hij hen in de echt mocht
verbinden en dat hij nog nooit zo’n mooi koppel had gezien. Nel en Korleon
straalden, allebei. Tot op dat ene moment.
‘Nel, neem
jij Korleon, al jaren jouw partner, dikke vriend en ijverig kameraadje tot jouw
echtgenoot?’ ‘ Ja dat wil ik,’ antwoordde Nel vastbesloten.
‘Korleon,
neem jij Nel, jouw steun en toeverlaat, jouw rechterhand, of jouw linker als
dat je beter uitkomt, tot jouw vrouw? ‘Ja, absoluut en zonder tegenspartelen,’
lachte Korleon naar Nel.
‘Dan zijn
jullie nu man en vrouw!...euh waar zijn die ringen?’
Nels
pluimstaart viel slap naast zich neer, terwijl haar ogen wegdraaiden.
Korleon
probeerde de situatie nog recht te trekken, nam Nel in zijn armen en riep naar
de burgemeester:’Moet u nu niet zeggen; u mag de bruid kussen!?’. Waarop hij
Nel innig kuste tot groot gejuich van de massa achter hen. De burgemeester was
een beetje van zijn melk en stotterde: ‘jaja, maar, die …euh ringen. Dat is
toch ook een teken van…euh…’
Korleon en
Nel waren nog steeds in elkaars armen en blikken verstrengeld. Op de een of de
andere bizarre manier wisten ze ook nog hun twee bruidsjongens bij hen te
trekken, terwijl ze alle tradities blauw en oud van zich afschudden. Het hele
gezin glimlachte breed.
‘Lieve
burgemeester,’ sprak Kornel vinnig terwijl Nel hem vlotjes aanvulde:’ Wat is
het nut van zo’n twee ronde dingetjes zonder betekenis….’
‘Als je al
twee kinderen, 15 schone jaren en elkaars hebben en houwen in je hart hebt
gegrift.’
Met die
woorden begon dus de rest van hun leven,onder luid gejubel van iedereen daar
aanwezig. Korleon en Nel leefden nog lang en gelukkig!V
zondag
Titus en Thelma - speciaal voor Sten en Emma
VERKOCHT
Titus liep nagelbijtend
aan de rand van het bos. Waarschijnlijk was hij iets té enthousiast geweest.
Had hij net iets te hard geknepen en toen was Thelma gillend het bos in gerend.
Sindsdien had hij haar niet meer gehoord of gezien. Dat duurde nu zo al vijf
lange minuten. Titus bleef aan de rand van het bos.
Het mocht
niet. En Thelma had het toch gedaan. Het bos der verdoemenis ingegaan. Hij
hoorde haar niet meer. Hij wilde haar niet naar de verdoemenis laten gaan. Maar
de moed ontbrak hem om haar achterna te gaan. Af en toe keek hij tussen de
bomen. Of Thelma nog geen zin had om terug te komen. Maar het bleef stil. En
dus ook vervelend. Net toen Titus zich even wilde leggen in het lange gras,
hoorde hij vanuit het bos een gil.
Titus veerde
recht. ‘Thelma!’ ‘Auch!’ hoorde hij weer. En daar verscheen Thelma, met
kleerscheuren en allerlei takken en bladeren in haar haren. Maar zo te zien was
ze nog niet naar de verdoemenis. ‘Titus, dit moet je zien!’ Thelma liep op hem
af en pakte zijn arm stevig beet. Even dacht Titus dat hij een even harde kneep
zou krijgen als hij haar daarstraks gegeven had, maar ze nam hem gewoon mee het
bos in. Titus trok grote ogen. Als dit de verdoemenis was, dan was dat zo
slecht nog niet. In dit verboden stukje bos schuilde onder het groene
bladerendek een prachtig paradijs. Met heerlijke bloemengeuren en gefilterde
zonnestralen die langs stevige boomstammen over het zachte frisgroene mos
neerstreken. Titus kon zijn ogen niet geloven. Tot hij een stapje te ver ging
en voor hij het wist, raakte zijn gezicht de grond. Baf! Gestruikeld over een
venijnige doornstruik.Hij probeerde zich los te wrikken, maar dat lukte alleen
dankzij Thelma. ‘Kijk, dat is hier nu net het probleem.’ Thelma zwierde met een
tak. ‘Het hele bos ingepalmd.’ Titus keek om zich heen. Tussen al dat schoons
kronkelde waar je ook maar keek de ene venijnige doornstruik naast de andere.
‘Dit kunnen we toch niet zomaar laten gebeuren?’ zei Thelma.
Sindsdien
trokken Titus en Thelma er dagelijks stiekom op uit. Naar het bos. Elke doorn
moest weg.
Enkele weken
later was het feest op het dorpsplein was en de burgemeester net zijn toespraak
wilde inzetten, stormden Titus en Thelma het podium op en sleurden de
burgemeester mee. Met alle muzikanten, feestvierders en andere nieuwsgierigen
achter hen aan, vormden ze een lange stoet curieuzeneuzen tot aan de rand van
het bos. De burgemeester sputterde tegen en iedereen die hen gevolgd waren
bleven stokstijf staan. Tot Thelma en Titus juichend het bos in renden met een
bange burgemeester achter hen aan. ‘Stop, niet doen, dat mag niet!’ maar zodra
ze in het bos waren verstomde de burgemeester. Zoiets moois had hij nog nooit
gezien. Het feest duurde voort. Maar dan in het bos. Iedereen was aangenaam
geprikkeld. Niet meer door struiken, maar door schoonheid! V
Thelma en Titus - speciaal voor Emma en Sten
VERKOCHT
Thelma was
vlakbij hem, maar Titus was te ver gegaan. Hij had haar geknepen en toen was ze
gillend het bos ingerend. Nu ja, tot aan de eerste boom. Verder kon ze niet.
Mocht ze niet. Dat was gevaarlijk zeiden ze altijd. Thelma probeerde tussen de bomen
het bos te zien. En dat lukte tot haar grote verbazing aardig. Zo een
paradijselijk plekje had ze nog nooit gezien. En dat noemden de dorpsbewoners
de verdoemenis? Thelma loste de brede stam en trok het bos in. Aan de rand van
het bos wilde Titus zich even leggen in het lange gras, toen hij vanuit het bos
een gil hoorde.
Titus veerde
recht. ‘Thelma!’ ‘Auch!’ hoorde hij weer. En daar verscheen Thelma, met
kleerscheuren en allerlei takken en bladeren in haar haren. Maar zo te zien was
ze nog niet naar de verdoemenis. ‘Titus, dit moet je zien!’ Thelma liep op hem
af en pakte zijn arm stevig beet. Even dacht Titus dat hij een even harde kneep
zou krijgen als hij haar daarstraks gegeven had, maar ze nam hem gewoon mee het
bos in. Titus trok grote ogen. Als dit de verdoemenis was, dan was dat zo
slecht nog niet. In dit verboden stukje bos schuilde onder het groene
bladerendek een prachtig paradijs. Met heerlijke bloemengeuren en gefilterde
zonnestralen die langs stevige boomstammen over het zachte frisgroene mos
neerstreken. Titus kon zijn ogen niet geloven. Tot hij een stapje te ver ging
en voor hij het wist, raakte zijn gezicht de grond. Baf! Gestruikeld over een
venijnige doornstruik.Hij probeerde zich los te wrikken, maar dat lukte alleen
dankzij Thelma. ‘Kijk, dat is hier nu net het probleem.’ Thelma zwierde met een
tak. ‘Het hele bos ingepalmd.’ Titus keek om zich heen. Tussen al dat schoons
kronkelde waar je ook maar keek de ene venijnige doornstruik naast de andere.
‘Dit kunnen we toch niet zomaar laten gebeuren?’ zei Thelma.
Sindsdien
trokken Titus en Thelma er dagelijks stiekom op uit. Naar het bos. Elke doorn
moest weg.
Enkele weken
later was het feest op het dorpsplein was en de burgemeester net zijn toespraak
wilde inzetten, stormden Titus en Thelma het podium op en sleurden de
burgemeester mee. Met alle muzikanten, feestvierders en andere nieuwsgierigen
achter hen aan, vormden ze een lange stoet curieuzeneuzen tot aan de rand van
het bos. De burgemeester sputterde tegen en iedereen die hen gevolgd waren
bleven stokstijf staan. Tot Thelma en Titus juichend het bos in renden met een
bange burgemeester achter hen aan. ‘Stop, niet doen, dat mag niet!’ maar zodra
ze in het bos waren verstomde de burgemeester. Zoiets moois had hij nog nooit
gezien. Het feest duurde voort. Maar dan in het bos. Iedereen was aangenaam
geprikkeld. Niet meer door struiken, maar door schoonheid!V
zaterdag
Ranonkel - speciaal voor Mirko
VERKOCHT
Ranonkel kon
het niet. Hoe hard hij ook wilde. Het lukte niet. Dat was nu al enkele jaren
zo. Hij kreeg het er dan ook geweldig van op zijn heupen dat alle anderen het
wel konden. Dat stilzitten. Groot, klein, dik, dun, rond, lang, oud, jong…iedereen
slaagde erin, behalve hij. Zijn hele lijfje schreeuwde het uit als hij ook maar
één seconde stil zat.
Vroeger zwom
en sprong en holderdebolderde hij honderduit. Maar dat mocht niet meer. De
koning kreeg het dààr van op zijn heupen. En dus moest iedereen, in het hele
land, stilzitten. Niet sporten, niet wiebelen, niet kriebelen, niks. Vooral
stilzitten. Dat kon Ranonkel dus niet.
Hij wilde
het ook niet. Welke gek vertelde zijn volk dat ze niet meer mochten bewegen?
Dat was toch niet gezond. Daarom bleef Ranonkel in beweging, op zoek naar een
oplossing. Of hulp. Iets actiefs sowieso.
Onderweg kwam hij Tjerpke tegen. Een klein dik kereltje, vroeger altijd
in de weer. Maar nu zo vet als varken. Hij zuchtte als hij hoorde wat Ranonkel
van plan was. ‘Man, je bent gek. Het is toch goed zo. En bovenal…de koning is
content.’ Ranonkel besefte dat hij zijn vrienden niet meteen in actie zou
krijgen. Dus trok hij verder. Alsmaar verder.
Tot in de
mensenwereld. Waar niets stil stond en alles altijd maar door ging. Mensen,
beelden, treinen, auto’s, de tijd… Ranonkel wist dat hij hier op zijn plaats
was. Al ging alles hem veel te snel. Liever dàt, dan dat tergend trage leventje
in zijn land. Hij probeerde iemand aan te spreken, vast te klampen, tegen te
houden. Maar iedereen liep hem straal voorbij. Of hij was te klein en ze zagen hem niet. Of zij waren te gehaast.
Tot voor
Ranonkel de tijd ineens even stilstond. Een harde klap, recht op zijn gezicht
en daarna even niets. Geen beeld, geen klank meer.
‘Gaat het?’
hoorde Ranonkel ergens in de verte. Handgeklap, getrek aan zijn arm. Hij opende
zijn ogen en zag een klein voetballertje voor hem staan. ‘Mirko,’ zei dat
ventje terwijl hij energiek zichzelf aanstipte. ‘Ranonkel,’ antwoordde hij terwijl
hij zwalpend zijn evenwicht probeerde te vinden.’Jij bent niet van hier,’
merkte Mirko op. Ranonkel knikte en vertelde waar hij dan wel vandaan kwam en
wat er daar aan de hand was. Mirko nam Ranonkel in de hand en hield hem vlak
voor zijn gezicht. ‘Dat is een ramp,’ zei hij verontwaardigd.
Dag en nacht
dachten die twee nieuwe vrienden diep na over hoe en wat. Hier konden ze het
niet bij laten, dat stond vast.
Op een
ochtend, een paar weken later, klonk er een luid tsjirpend gefluit door de
straten van Olympia. De bewoners konden hun ogen niet geloven als ze zagen dat
het plein voor het paleis was omgetoverd in een heus stadion. Een
voetbal-atletiek-met zwembad-en-alle-sporten-die-er-bestaanstadion! Daar hadden
Mirko en Ranonkel voor gezorgd. Tot groot jolijt van het Olympisch volk. Die
hun lome lijf in gang trokken en de koning met zijn luiheid links lieten
liggen. Zo ontstonden de Olympische spelen. Met twee Olympische helden en veel
sport! V
Abonneren op:
Posts (Atom)