zondag

Titus en Thelma - speciaal voor Sten en Emma

VERKOCHT


Titus liep nagelbijtend aan de rand van het bos. Waarschijnlijk was hij iets té enthousiast geweest. Had hij net iets te hard geknepen en toen was Thelma gillend het bos in gerend. Sindsdien had hij haar niet meer gehoord of gezien. Dat duurde nu zo al vijf lange minuten. Titus bleef aan de rand van het bos.
Het mocht niet. En Thelma had het toch gedaan. Het bos der verdoemenis ingegaan. Hij hoorde haar niet meer. Hij wilde haar niet naar de verdoemenis laten gaan. Maar de moed ontbrak hem om haar achterna te gaan. Af en toe keek hij tussen de bomen. Of Thelma nog geen zin had om terug te komen. Maar het bleef stil. En dus ook vervelend. Net toen Titus zich even wilde leggen in het lange gras, hoorde hij vanuit het bos een gil.

Titus veerde recht. ‘Thelma!’ ‘Auch!’ hoorde hij weer. En daar verscheen Thelma, met kleerscheuren en allerlei takken en bladeren in haar haren. Maar zo te zien was ze nog niet naar de verdoemenis. ‘Titus, dit moet je zien!’ Thelma liep op hem af en pakte zijn arm stevig beet. Even dacht Titus dat hij een even harde kneep zou krijgen als hij haar daarstraks gegeven had, maar ze nam hem gewoon mee het bos in. Titus trok grote ogen. Als dit de verdoemenis was, dan was dat zo slecht nog niet. In dit verboden stukje bos schuilde onder het groene bladerendek een prachtig paradijs. Met heerlijke bloemengeuren en gefilterde zonnestralen die langs stevige boomstammen over het zachte frisgroene mos neerstreken. Titus kon zijn ogen niet geloven. Tot hij een stapje te ver ging en voor hij het wist, raakte zijn gezicht de grond. Baf! Gestruikeld over een venijnige doornstruik.Hij probeerde zich los te wrikken, maar dat lukte alleen dankzij Thelma. ‘Kijk, dat is hier nu net het probleem.’ Thelma zwierde met een tak. ‘Het hele bos ingepalmd.’ Titus keek om zich heen. Tussen al dat schoons kronkelde waar je ook maar keek de ene venijnige doornstruik naast de andere. ‘Dit kunnen we toch niet zomaar laten gebeuren?’ zei Thelma.

Sindsdien trokken Titus en Thelma er dagelijks stiekom op uit. Naar het bos. Elke doorn moest weg.
Enkele weken later was het feest op het dorpsplein was en de burgemeester net zijn toespraak wilde inzetten, stormden Titus en Thelma het podium op en sleurden de burgemeester mee. Met alle muzikanten, feestvierders en andere nieuwsgierigen achter hen aan, vormden ze een lange stoet curieuzeneuzen tot aan de rand van het bos. De burgemeester sputterde tegen en iedereen die hen gevolgd waren bleven stokstijf staan. Tot Thelma en Titus juichend het bos in renden met een bange burgemeester achter hen aan. ‘Stop, niet doen, dat mag niet!’ maar zodra ze in het bos waren verstomde de burgemeester. Zoiets moois had hij nog nooit gezien. Het feest duurde voort. Maar dan in het bos. Iedereen was aangenaam geprikkeld. Niet meer door struiken, maar door schoonheid! V

Geen opmerkingen:

Een reactie posten