zondag

Magdeliefje - speciaal voor Magd


VERKOCHT
Midden in dat ene grote bos, stond die ene grote boom, met enorm veel takken en bladeren die reikten tot bijna aan de hemel.  Onder een van de grootste bladeren van die boom woonde  Magdeliefje. Ze had er een warm nest, dat zij had gebouwd. Niet alleen, hij was er ook bij.  Hij en zij hadden samen op een dag het blad opzij geschoven, en gezegd; dit is het. Hier worden we samen oud. Ook niet alleen, zij waren er ook bij: drie kleintjes maakten het nest nog warmer dan het al was. Zo groeiden ze daar, steeds dichter bij elkaar. Met velen om zich heen. Vanaf dag één gingen ze op stap, langs alle takken en bladeren, dan weer naar beneden, en hop terug naar boven. En overal waar ze kwamen, leerden ze nog nestjes kennen. De hele boom, met al zijn bewoners, werd hun habitat.
Hij zorgde dat hun nest warm bleef. Zij zorgde ervoor dat de warmte van hun nest te voelen was tot ver daarbuiten.  En ook al deden ze dat allebei apart, ze deden bijna alles samen. Hij droeg wat te zwaar was voor haar, zij droeg wat te klein was voor hem. Hij nam haar mee naar ver weg, wat voor haar dan weer dichtbij werd. Samen ging alles altijd makkelijker. In het warme nest, maar ook ver daarbuiten, tot in de andere bomen van het bos.  
Maar op een dag kreeg hij het koud. Hij moest op zoek naar warmte, zei hij. Hij nam haar bij de hand. En nog even klom ze mee naar boven. Hij klom tot de allerhoogste takken, zij volgde tot ze niet meer volgen kon. Magdeliefje liet hem gaan, naar boven, naar de warmte van de zon.
 Zo leefde Magdeliefje verder. Zonder hem. Niet alleen; met drie kleintjes en een  hele boom die haar omarmde. Ook al was samen altijd makkelijker, alleen kon ze het ook. Met moeite soms. Magdeliefje baande een weg tussen de leegte die hij achterliet. Wat voor haar te zwaar was, maakte ze lichter met de gedachte aan hem. Als iets voor haar te ver leek, liet ze zich vervoeren op wat hij haar ooit vertelde, tot het dichterbij was. Zo maakte zij alles een beetje makkelijker, voor iedereen. Hun nest was nog steeds warm genoeg voor iedereen heel dicht of verderweg. Daar had hij voor gezorgd, en zij genoot van zijn warmte. Elke dag klom ze naar boven, voor een glimp van de zon. Die deed haar stralen in en rond dat warm  nest, toen, nu en later. Daarom is er in dat ene grote bos, die ene grote boom, waar als je daar passeert, een warme gloed je wangen streelt. V

1 opmerking:

  1. Supermooi, Karlijne! Ik had er al van gehoord van de 'opdrachtgever'. Ik krijg het er helemaal warm van! Doe maar hartverwarmend verder!!

    Veel groetjes,
    Greet Verschueren

    BeantwoordenVerwijderen