dinsdag

Tutske - speciaal voor Kristel


VERKOCHT
De zon stond hoog aan de hemel. Zo hoog dat je er nooit bij kon met je armen. Dat wist Tutske als de beste. Want die dag had hij al zo vaak zo hoog gesprongen en nooit was hij ook maar in de buurt van de zon gekomen. Dus genoot hij maar van de heerlijke warmte en was hij blij met dat speelkameraadje dat de zon hem gaf: de hele dag holde hij achter, voor en naast zijn schaduw.Na een tijdje voelde zijn maag knorren, dus ging hij even een boterham met choco smikkelen binnen. Als hij terug buitenkwam, zag hij iets vreemds. Zou dat nu werkelijk kunnen? Zijn schaduw was gegroeid! Kwam dat door die boterham? Dat moest hij absoluut weten. Vlug ging hij naar binnen, at gauw nog een boterham. Terug buiten merkte Tutske tot zijn verbazing dat zijn schaduw inderdaad nòg gegroeid was! Maar toen werd zijn schaduw bedolven onder de grote donkere schaduw van de notenboom. Tutske begreep plots dat niet zijn schaduw groeide. De zon was aan het zakken. ‘Hey!’, riep hij. ‘Blijf eens hangen. Je bent zo mooi rond! Je bent toch niet te zwaar dat je zakt?’ Verbaasd liep hij de tuin uit in de richting van de zon. De zon zakte snel en raakte de horizon. ‘Hey, neen, je gaat nu toch niet weg? We hadden nog veel te doen samen!’ Met een krop in de keel liep Tutske naar de horizon. ‘Zal ik je een handje helpen kereltje?,’vroeg de grote Uil die boven hem zweefde. ‘Ik kan je een eindje meenemen…’ Tutske sloeg dit gebaar niet af. Hij was blij want de zon leek zo dichtbij, maar was toch ver weg. Hij liet zich meevliegen en genoot van het landschap dat onder zijn voeten voorbijgleed. Maar na een paar minuutjes liet de Uil Tutske weer zakken. ‘Nou, zooooo sterk ben ik ook weer niet,’ jammerde de Uil, terwijl hij zijn vleugels alweer spreidde. ‘Oh maar toch bedankt, ik loop nog wel een eindje.’ De Uil wenste Tutske nog veel succes. De zon was inmiddels al halfweg gezakt achter de horizon. ‘Ow, neen!’ panikeerde Tutske. ‘Je gaat zelfs helemaal de grond in! Waar ga je toch naartoe?’ Tutske liep zo hard hij kon, maar hij was al zo moe. Terwijl de zon steeds dieper wegzakte, zakte ook Tutske helemaal uitgeput neer op de grond. Hij zou nooit de zon kunnen tegenhouden. Tutske barstte in tranen uit. Plots voelde hij vlak naast hem dat de aarde bewoog. Een hoopje zand werd omhooggeduwd. En mompelend kwam daar een klein Molletje uitgekropen. ‘Wel wel wel, wat is dat hier allemaal?’ Mol keek een beetje verdwaasd in het rond. ‘De zon is in de grond gezakt en ik had het net zo leuk met haar!’, snikte Tutske. ‘Is ze in de grond gezakt?’vroeg de mol een beetje verbaasd. ‘Daar heb ik nog niets van gemerkt. Bij ons is het nog steeds even donker, hoor.’ Terwijl Molletje dat zei, verdween het laatste oranje streepje zon helemaal achter de horizon. Nu was ze weg. ‘Nou, nu de nacht valt, tijd voor een tukkie,’ geeuwde de mol. ‘Ga jij ook maar gauw naar bed. Een goeie nachtrust doet soms wonderen!’ En de mol verdween. Tutske huilde onophoudelijk. De mol had gelijk. Hij kon daar niet blijven zitten. Hij stond op, draaide zich om en veegde zijn tranen weg. Hij liep terug naar huis, maar halverwege bleef hij plots staan. Wat hing daar aan de hemel? Een prachtige ronde glimmende maan. Tutskes mond viel open van verbazing. Wat was hij mooi! Tutske slenterde verder terwijl hij naar de maan bleef staren. De maan zou nooit de zon vervangen: zoals de zon met hem speelde, gaf de maan hem rust. En dat was nét wat hij nu nodig had! V

Geen opmerkingen:

Een reactie posten