Thelma was
vlakbij hem, maar Titus was te ver gegaan. Hij had haar geknepen en toen was ze
gillend het bos ingerend. Nu ja, tot aan de eerste boom. Verder kon ze niet.
Mocht ze niet. Dat was gevaarlijk zeiden ze altijd. Thelma probeerde tussen de bomen
het bos te zien. En dat lukte tot haar grote verbazing aardig. Zo een
paradijselijk plekje had ze nog nooit gezien. En dat noemden de dorpsbewoners
de verdoemenis? Thelma loste de brede stam en trok het bos in. Aan de rand van
het bos wilde Titus zich even leggen in het lange gras, toen hij vanuit het bos
een gil hoorde.
Titus veerde
recht. ‘Thelma!’ ‘Auch!’ hoorde hij weer. En daar verscheen Thelma, met
kleerscheuren en allerlei takken en bladeren in haar haren. Maar zo te zien was
ze nog niet naar de verdoemenis. ‘Titus, dit moet je zien!’ Thelma liep op hem
af en pakte zijn arm stevig beet. Even dacht Titus dat hij een even harde kneep
zou krijgen als hij haar daarstraks gegeven had, maar ze nam hem gewoon mee het
bos in. Titus trok grote ogen. Als dit de verdoemenis was, dan was dat zo
slecht nog niet. In dit verboden stukje bos schuilde onder het groene
bladerendek een prachtig paradijs. Met heerlijke bloemengeuren en gefilterde
zonnestralen die langs stevige boomstammen over het zachte frisgroene mos
neerstreken. Titus kon zijn ogen niet geloven. Tot hij een stapje te ver ging
en voor hij het wist, raakte zijn gezicht de grond. Baf! Gestruikeld over een
venijnige doornstruik.Hij probeerde zich los te wrikken, maar dat lukte alleen
dankzij Thelma. ‘Kijk, dat is hier nu net het probleem.’ Thelma zwierde met een
tak. ‘Het hele bos ingepalmd.’ Titus keek om zich heen. Tussen al dat schoons
kronkelde waar je ook maar keek de ene venijnige doornstruik naast de andere.
‘Dit kunnen we toch niet zomaar laten gebeuren?’ zei Thelma.
Sindsdien
trokken Titus en Thelma er dagelijks stiekom op uit. Naar het bos. Elke doorn
moest weg.
Enkele weken
later was het feest op het dorpsplein was en de burgemeester net zijn toespraak
wilde inzetten, stormden Titus en Thelma het podium op en sleurden de
burgemeester mee. Met alle muzikanten, feestvierders en andere nieuwsgierigen
achter hen aan, vormden ze een lange stoet curieuzeneuzen tot aan de rand van
het bos. De burgemeester sputterde tegen en iedereen die hen gevolgd waren
bleven stokstijf staan. Tot Thelma en Titus juichend het bos in renden met een
bange burgemeester achter hen aan. ‘Stop, niet doen, dat mag niet!’ maar zodra
ze in het bos waren verstomde de burgemeester. Zoiets moois had hij nog nooit
gezien. Het feest duurde voort. Maar dan in het bos. Iedereen was aangenaam
geprikkeld. Niet meer door struiken, maar door schoonheid!V
Geen opmerkingen:
Een reactie posten