Ze was altijd in de weer. Zat nooit stil. Zorgen voor de
juiste kleur en fijne geur. Elke bloem had zo zijn krachten en daar toverde
Bloemenmie de mooiste glimlach mee op de meest norse gezichten. Maar sinds kort
had ze zelf moeite om te blijven lachen. Dat de zon steeds weer verdween achter
een wolk, had ze eerst niet erg gevonden. Alleen werd die wolk steeds dikker en
donkerder. En de regendruppels die zich uit die donkere wolkenmassa wisten los
te rukken, werden steeds natter. Bloemenmie vond het verschrikkelijk dat de zon
nog amper haar stralen en haar warmte kon verspreiden.
De zon zou het alleen niet redden en iedereen had ze zo hard
nodig. Dus ging Bloemenmie op zoek. Ze zocht eerst in haar tuin, tussen haar
bloemenpracht. Maar daar tussen stond niet wat ze zocht. Dus trok ze verder.
Langs de buren, over de weiden, verder de velden in. Tussen rozen, tulpen,
lelies en narcissen…wandelde ze steeds verder weg. Met boven haar hoofd, die
grote dreigende wolk. Maar bij elke stap die ze zette, wist ze dat ooit die zon
weer zou schijnen. Al moest ze daarvoor de hele wereld rond!
Op een dag kwam ze bij een kasteel. Met roze linten en witte
paarden en op het balkon een prachtige prinses. Ook zij zat sipjes naar de
donkere wolk te kijken. Bloemenmie riep haar en vertelde haar van haar plan.
Daarop kwam de prinses meteen van haar balkon af, liep even naar binnen, om
binnen de kortste keren naast Bloemenmie te staan. ‘Flore is de naam,’ sprak ze
hijgend en puffend.
Ze trok Bloemenmie de velden weer in en ze kwamen terecht
tussen de prachtigste zonnebloemen die Bloemenmie ooit had gezien. ‘Ik denk dat
deze prachtige bloempjes degene zijn die je zoekt.’ Flore keek nieuwsgierig
naar Bloemenmie. Die wist niet wat ze zag en sprak haastig: ’Zoek de vier
grootste en sterkste exemplaren uit!’ Flore wriemelde zich tussen de stengels.
Na zorgvuldig elke bloem te hebben bekeken, kwam ze terug met de vier mooiste
zonnebloemen.
‘Mama, papa, broer en zus,’ fluisterde Bloemenmie terwijl ze
de vier bloemen een voor een rondom haar verspreidde. Ze deed haar ogen toe en
zong zacht een liedje. ‘Ballonetje, ballonnetje, ik blaas je op…’
Flore kon haar ogen niet geloven. De grappige klanken deden
de bloemen eerst geweldig schitteren, om daarna te veranderen in vier grote goudkleurige
ballonnen. Waar voordien de stengels waren, hingen nu slappe koorden die elkaar
opzochten en stevig verstrengeld geraakten. Alle vier stegen ze op, deinend op
de zachte klanken. Heel rustig gingen ze de donkere wolk tegemoet. Flore
vreesde even dat ze zouden ploffen, maar het tegengestelde gebeurde. De donkere
wolk kleurde van grijs naar wit en werd steeds dunner. Hoe dichter de ballonnen
kwamen, hoe bleker de wolk werd. Flore en Bloemenmie veerden recht en genoten
van de eerste zonnestralen, die door de wolk wisten door te breken.
En met de zon, kwam een groot feest, waarbij Bloemenmie
Flore aan haar arm vastpakte en ze in haar oor vertelde: ‘Dit lieve Flore, kon
alleen maar gebeuren dankzij vier sterke bloemen die voor altijd met elkaar
verbonden zijn.’ V
Geen opmerkingen:
Een reactie posten