VERKOCHT Dotje woonde al zo lang ze zich kon herinneren aan de rand
van een groot meer. Het blauwe, stilstaande water vond ze prachtig. Alleen in
de zomer ging ze het water niet in, ze moest niks hebben van de vissen die aan
haar tenen kwamen kriebelen. En in de winter vond ze het te eng om op te
schaatsen. Dus bleef Dotje altijd lekker gezellig waar ze zat…in haar holletje.
Waar ze woonde was het niet groot en passanten liepen er zo voorbij. Eén enkele
keer – gelukkig maar- liep er iemand bijna op. Dat zou een ramp geweest zijn,
want dan zou het holletje niet meer zo hol zijn, maar helemaal plat, met Dotje
incluis. Gelukkig voor Dotje én haar huisje liepen de wandelaars altijd in een
boogje om haar heen.
Het was midden in de winter en een mooie laag sneeuw bedekte
de oevers van het meer. Het meer zelf was één dikke grote ijsvlakte geworden.
Dotje moest elke dag haar holletje weer vrijscheppen om de ijsschaatsende
mensen met hun gekke pirouets en andere zotte bewegingen te kunnen aanschouwen.
Hoe fijn het ook altijd leek en hoe graag ze mee zou doen, Dotje was met geen
stokken op dat ijs te krijgen. Op een dag zag ze een hele bende de vlakte
opglijden. Ze hadden stokken en een schijfje vast en begonnen schijnbaar een
wedstrijdje te spelen. Dotje zat met open mond te kijken. Dat leek helemaal te
gek! Die mannen amuseerden zich geweldig.
Plots hoorde Dotje naast haar een gekraak. En gemompel. Een
vriendelijke vrouwenstem kwam alsmaar dichterbij. Dotje keek vanuit haar
hoekje. ‘Voel je je wel ok?’ sprak de vrouw. ‘Het is een beetje koud, niet?’
dat terwijl ze over haar bolle buik wreef. ‘Neen,’ zei Dotje ‘Ik zit hier
lekker!’ De vrouw gleed bijna tegen de vlakte van het schrikken. ‘Wie is daar?’
riep ze om zich heen kijkend. ‘Oeps,’ zei Dotje zachtjes. Pas nu besefte ze,
dat die vrouw het niet tegen haar had,
maar tegen haar bolle buikje. Nu kon ze niet meer terug. Dotje klom uit haar
hol, de helling op en ging vlak voor de voeten van de zwangere vrouw staan.
‘Hier ben ik, kijk maar naar beneden.’ Met wat moeite, vanwege die bolle buik
vond de vrouw Dotje, daar helemaal beneden. Zo klein had Dotje zich nog maar
zelden gevoeld. ‘Ik schrok me een hoedje, toen je me antwoordde. Ik wist niet
dat er iemand in de buurt was!,’ vertelde de vrouw. ‘Ik ben hier al zo vaak geweest
en heb jou nog nooit hier gezien.’ ‘Ow, dat kan. Ik zit meestal écht in mijn
holletje. Het meer en ik zijn niet de beste vriendjes, zie je.’ De vrouw bukte
zich en plofte met buikje en al naast Dotje in de sneeuw neer. Ze moesten er
allebei een beetje om lachen. Dan vertelde Dotje van de zomer en de vissen waar
haar tenen van gingen krullen en nu met dat ijs. ‘Brr,’ rilde ze. ‘En heb je
dat dan al eens geprobeerd. Zo op dat
ijs? Want dat geeft wel een geweldig gevoel?’ ‘Nee,’ gaf Dotje toe. En voor ze
het goed en wel besefte had de vrouw de hele schaatsbende bij hen geroepen,
werd Dotje opgetild door de strafste schaatser van het team en mee op het ijs
genomen. Dotje kreeg het warm en koud tegelijk, maar toen ze de vrouw zeer
vertrouwd zag glimlachen naar haar man, die Dotje dan weer stevig vast had,
wist Dotje dat ze goed zat. Vanaf die dag is Dotje deel van het gezin. Ze maken
samen uitstapjes. In de winter op het ijs, in de zomer langs het water. Dotje,
de man en de vrouw, zonder bolle buik, maar met een buggy in de hand.V
Geen opmerkingen:
Een reactie posten